Of ik niet vrees voor m’n carrière als copywriter? Het moet zowat de meest gestelde vraag zijn die ik de afgelopen weken te horen heb gekregen. De grote schuldige is ChatGPT, de AI-chatbot die in luttele seconden opiniestukken, samenvattingen en zelfs computercode genereert. Is ChatGPT een wonderbaarlijke productiviteitstool voor bedrijven of net een vergiftigd geschenk die massa’s letterzetters en programmeurs de werkloosheid injaagt? ChatGPT door de ogen van de broodschrijver.
Onvoorspelbare mensen en machines
Om te beginnen: ChatGPT is goed – héél goed. Deze nieuwe iteratie van OpenAI’s taalmodel is merkbaar beter dan voorganger GPT-3, waar ik vorig jaar al af en toe mee heb mogen prutsen. Waar GPT-3 in de praktijk enkel bruikbaar was voor het occasionele verzinnen van een matige titel, kan ChatGPT overweg met complexe, contextgerichte vragen die meestal leiden tot een meer dan aanvaardbare tekst. ChatGPT geeft me met een pedante stelligheid een historisch overzicht van negentiende-eeuws Roemenië en braakt met evenveel vertrouwen een reeks marketingslogans uit voor yogavakanties op Ibiza.
Het bijzondere is dat die informatie niet van Wikipedia of het Instagramprofiel van één of andere influencer komt, maar net het resultaat is van een woordvoorspellingsmodel op basis van miljarden pagina’s tekst op het internet. Die maken in een soort black box het onvoorspelbare brein uit van een soortement supercomputer. Nu word ik door vriend en vijand geregeld zelf ook als een wispelturige zwarte doos getypeerd, maar het compliment van de vergelijking met een supercomputer is me nog niet eerder te beurt gevallen. Ik heb dus blijkbaar een plobreem, Gertje – en met mij een heel cohort andere, hoogopgeleide toetsenbordhelden.
Ruim baan voor nieuwe jobs
ChatGPT kan nu al wat eenvoudig werk afnemen van professionele schrijvers en het algoritme zal alleen maar beter worden. Het mag dan ook niet verwonderen dat veel copywriters, vertalers en leraars collectief in een kramp schieten en liefst willen dat alles wat naar de stoffig gekoelde serverlucht van chatbots ruikt zo snel mogelijk verboten wordt.
Die strategie is in het verleden nochtans zelden productief gebleken en kan al snel afglijden tot een collectieve Sovjetmentaliteit, met gegarandeerde werkzekerheid in ruil voor een net zo gegarandeerd hongerloon. Ik zie het nog eerder gebeuren dat we alternatieve wegen zullen verkennen, zoals een belasting op algoritmes en door robots geproduceerde goederen. Daarover zal echter op z’n minst een Europees kader nodig zijn. Een losse belasting op zelfscankassa’s, waarvan in het immer visionaire Molenbeek afgelopen jaar even sprake was, zal weinig zoden aan de dijk zetten.
De verdere ontwikkeling van de technologie zal vermoedelijk nog meer specialisatie tot gevolg hebben. Er zijn nu al nieuwe jobs voor zogeheten prompt engineers: mensen die de hele dag niks anders doen dan het verzinnen van precies de juiste vragen om te stellen aan op AI gebaseerde chatbots of afbeelding-generatoren. Zelf leg ik me dan weer steeds meer toe op het geven van allround copywritingtrainingen voor marketeers en het schrijven van opiniestukken en visieteksten die vooralsnog een om sectorkennis en een persoonlijke noot vragen.
Taalkundige singulariteit
Ook vanuit filosofisch en taalkundig standpunt is de huidige evolutie best interessant en zijn er best wat parallellen te trekken tussen de manier waarop mensen en de taal-AI hun kennis vergaren. Taal bouwt per definitie altijd verder op de bouwstenen die anderen ons hebben overgedragen – of dat nu is door het lezen van boeken, het praten met mensen of het verzamelen van digitaal opgeslagen tekst in een AI-model. Zelfs de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie kunnen we alleen maar uiten als het product van honderden jaren talige evolutie en op elkaar gestapelde toevalligheden. Als kunstmatige intelligentie daarin als katalysator kan dienen, dan is dat maar zo. En anders vraag ik ChatGPT wel naar een lijstje met nieuwe carrièremogelijkheden voor een pedante, onvoorspelbare schrijver. Vooralsnog zijn chatbots gelukkig nog slechtere yogini’s dan ikzelf.